Mijn ideale plaatje is een vrijlopende kip in de bosrand en op het gras, die eet wat ze kan vinden. Ideaal voor haar om echt kip te kunnen zijn. En ideaal voor ons omdat we geen brokjes en granen hoeven te voeren. Maar toch lijkt het erop dat ze zelf niet genoeg eten kan vinden. Is die bosrand en het gras dan niet rijk of divers genoeg? Of is mijn verwachting van hoe snel ze groeit dan te hoog? Of wil ik toch teveel kippen laten lopen?
Ik denk dat dit laatste in elk geval zo is. Ik wil het op de best mogelijke manier doen voor onze dieren én de natuur. Maar als boerin eet ik pas een boterham als ik iets kan verdienen aan de dieren die ik groot breng. Daarom wil ik regelmatig kippenvlees kunnen aanbieden, want de consument is niet anders gewend dan dat alles voorradig is.
Waarom ben ik zo eigenwijs om de kippen wél buiten te houden? Het antwoord begint bij mijn gevoel. Het VOELT logischer om kippen buiten te houden waar ze zelf gras, wilde kruiden en beestjes kunnen zoeken.
Het virus Corona heeft mij eraan herinnerd dat ik weinig invloed heb op mijn omgeving. Volgens mij is er maar één ding wat ik kan doen om overeind te blijven bij dit soort dreigingen. En dat is mijn lichaam zo sterk en gezond mogelijk maken.
Als je het mij vraagt, wordt een sterk lichaam gevoed door het eten van dieren én planten die gezond hebben gegeten en geleefd. En ik geloof dat blootstelling aan de krachten én prachten van de natuur, zoals wind, water, koud, warm, vijanden, vrienden, schaarste, overvloed, kiem, groei, bloei en sterfte, een dier en plant sterker maakt.
Ik twijfel weleens, of de dieren niet beter af zijn in een stal met genoeg brokjes elke dag en een warm droog strobed. Maar ik denk dan bijna direct; ontzie je het dier dan niet van zijn/haar natuur? Zit het niet in hun en ónze natuur om juist uitgedaagd te worden door weer en wind? En door je eigen eten te verzamelen? Is dat voor hun én ons niet juist het moment dat we ons LEVEND voelen? En maakt dat ons dan niet juist super sterk en gezond?
Als ik de kippen dan zo lekker bezig zie in het gras. Springend naar rondvliegende kevertjes. Zelf de graszaadjes plukkend. Lekker krabbend in de bodem op zoek naar wurmpjes. En kibbelend met elkaar wie er op de hoogste stok mag zitten in de mobiel. Maar wel gelijk steun zoekend bij elkaar zodra er een roofvogel overvliegt. En als ze dan heerlijk tevreden de gewelde graantjes opeten die ik ze gevoerd heb.
Dan verdwijnt mijn twijfel even en denk ik, ja dát is leven! Dit zijn mijn gezonde kippen! En voel ik me toch een beetje trots.
– de bosboerin –
|